Overslaan en naar de inhoud gaan
InwonersGGD onderzoekIn één oogopslag zien hoe je wijk ervoor staat?

In één oogopslag zien hoe je wijk ervoor staat?

De drie Brabantse GGD’en hebben samen gewerkt aan gebiedsprofielen voor de groepen volwassenen (18-64 jaar) en ouderen (65+ jaar). Met deze profielen kun je in één oogopslag een beeld krijgen van de gezondheid binnen een gemeente of (CBS-)wijk. Ook is inzichtelijk gemaakt hoe een gemeente scoort t.o.v. de regio, of hoe een bepaalde wijk scoort t.o.v. de gemeente.

Klik op de link om direct naar de gebiedsprofielen te gaan: Gebiedsprofielen – Brabantscan

Wat betekenen de scores?

In de gebiedsprofielen werken we met z-scores. Dit zijn scores die op een gestandaardiseerde wijze aangeven hoe groot het verschil is met het gemiddelde. Op basis hiervan worden de cijfers ingedeeld in ‘ongunstiger’, ‘beetje ongunstiger’, ‘gemiddeld’, ‘beetje gunstiger’ of ‘gunstiger’ ten opzichte van het vergelijkingsgebied. Op de pagina zie je daarnaast aan de rechterzijde ook direct de bijbehorende percentages staan voor elke indicator. Vanwege de z-scores, kan het soms zo zijn dat een klein verschil in percentages als gunstiger of ongunstiger wordt gezien. Kijk daarom altijd goed naar de percentages zelf.

Hoe zijn de cijfers in het profiel berekend?

De cijfers uit onze monitors zijn meestal niet op zo’n klein niveau beschikbaar als in de gebiedsprofielen. Daarom is een model gebruikt waarin cijfers afkomstig van de GGD Gezondheidsmonitors en het CBS gecombineerd worden. Met dit model is het mogelijk om de gezondheid en leefstijl te relateren aan bepaalde achtergrondkenmerken. Hierdoor is het mogelijk om op buurt- en wijkniveau cijfers te schatten.

Omdat de cijfers in de profielen op een andere manier tot stand zijn gekomen kunnen deze afwijken van de gemeente- en regiocijfers die direct uit de Gezondheidsmonitor komen. Met het model benaderen we de werkelijkheid zo goed mogelijk, maar de cijfers blijven schattingen.

Vragen?

Heb je vragen over de gebiedsprofielen? Stuur dan een bericht naar onderzoeker Mieke van Duijnhoven.